Over Lorenz Christian Aue(1796), (de schoonvader van Andreas Heinrich Julius Baller(1825),en zijn vader Johann Friedrich Jost Aue(1740) heeft Uwe Schaper het een en ander teruggevonden.
Uit de Akten kunnen een aantal veronderstellingen over Johann Friedrich Jost Aue worden afgeleid: in de Geboorte- en Doopakte van zijn zoon Lorenz Christian Aue(1796) is speciaal opgetekend dat de vader 56!! jaar oud is. Daaruit valt te concluderen dat hij vermoedelijk in 1740 is geboren. Uit de Trouwakte van Lorenz Christian Aue blijkt dat zijn vader soldaat (onderofficier) was en op 22-10-1783 met Anna Elisabeth Donner is getrouwd.
Het huwelijk werd voltrokken door een Veldpredikant (dat is vergelijkbaar met een Militaire Geestelijke-Aalmoezenier). Daaruit maak ik op, dat hij ten tijde van zijn huwelijk nog actief soldaat was in het Leger van Frederik de Grote (Frederik II/''Alter Fritz), die heeft geleefd tot 1786.
De hoge leeftijd (43 jaar) waarop hij in het huwelijk trad, laat zich verklaren uit het feit dat in het toenmalige Pruisen jongere soldaten niet zonder meer mochten trouwen, maar daarvoor een Huwelijkstoestemming nodig hadden. Deze Toestemming werd (ten dele tegen betaling) door de Compagniechef verleend.
Aangezien Johann Friedrich Jost Aue en Benedict Baller ongeveer even oud waren, is het mogelijk dat de beide kameraden in hetzelfde Kürassiersregiment waren gelegerd.
Op de Geboorteakte van 1796 is verder aangetekend dat hij -thans 56 jaar oud- een Koninklijke Pruisische Poortklerk was bij de Westpoort in Quedlinburg.
In het vroegere Pruisen was het voor de oudgediende soldaten (veteranen) zo geregeld dat zij als o.a. onderwijzer, nachtwaker of poortklerk konden gaan werken. De Westpoort in Quedlingburg was een Stadspoort, of deze nu nog bestaat, heb ik nog niet kunnen achterhalen.
Tot de taken van een Poortklerk hoorde o.a. om op goederen die in de stad werden ingevoerd, belasting te heffen. Deze belasting noemde men Accijns.
De "Grote Keurvorst'' (Heerser over Brandenburg) had in 1667 deze belasting ingesteld (een soort van Indirecte Consumptiebelasting-BTW), in 1818 werd die weer afgeschaft. De belastingopbrengst werd vooral benut ter financiering van het Militaire Apparaat. Om deze belasting feilloos te kunnen innen, werden ook nog in de 18e eeuw stadsmuren en stadspoorten gebouwd (dus niet als verdedigingswerk, maar meer als een soort douanegrens).
Met dank aan Uwe Schaper